TIRAKAT NENG PANTAI SELATAN
De Geests Godins Over De Wateren
olie-op-linnen 60-40
©Roy James Döhne 2002©
In de Christelijke traditionele Genesis staat in het 2e Vers dat de "Aarde woest en ledig was; duisternis lag over de diepte, en de Geest Gods zweefde over de wateren ...". De grondtekst "tohu wabohu" zou de "ongeordende en doodse wildernis" aanduiden, waar reeds bij de chaos Gods scheppende kracht aanwezig is (het woord tohu komt 20 keer voor in de Bijbel en het woord boju 3 keer). Ook de betekenis "Een hevige wind joeg de wateren op" zou slaan op de beschrijving van de chaos, die ongeordend, vormeloos en zinloos is. Hierbij mag toegevoegd worden dat de Koningin Der Zuidzee in de oudste berichten van West-Java gekend werd als de "Godin Des Windes" ... waarmee oa. de vreselijke wind bedoeld werd, die vanuit het Zuiden de rivieren opjoeg, en de bomen deed neerbuigen. Vooral het grensgebied tussen West- en Midden-Java betrof een dergelijke rivier, de Tji Pamali ... De Javaan had toen al de "duistere diepte" vertaald in de verborgen kracht van een vrouwelijk goddelijk aspect, de Godin Des Windes uit het Verre en vervaarlijke Zuiden! Thomas van Aquino, een filosofische mysticus en alchemist uit het begin van de 16e eeuw, noemde de Zuidenwind in zijn "Aurora consurgens" een androgyne symbool, die als een "adelaar tegenstellingen verenigt en in evenwicht brengt"...
De vermaarde Djajabaya, een Koning van Kediri, Oost-Java, deed een hoogst opmerkelijke profetie in zijn tijd (en 't Majapahit Rijk), en wel die van de "Zaman Edan", of Jaman Edan (= Waanzin Tijden). Er zouden tijden aanbreken, dat de luiaard rijk wordt, de mens zich niet meer schaamt en goede manieren, religieuze daden en festiviteiten vergeten, onteerd en verdrongen zullen worden, de leugenaar zeer welvarende wordt, het vertrouwen in elkaar verloren is, het "heilig huwelijk" is onteerd, en vooral de tijd waarin gekken voordeel weten te putten uit al hun dwaasheden en wijzen lijden vanwege hun wijsheid. Gekken zullen vereerd worden als idolen, omdat zij hun eigen dwaasheden vereren, en naar de wijzen wordt gewezen omdat de wijzen zélve wijzen naar het "pad der dwaasheden" alsof deze lepra/melaats zijn ... dán is het "einde der tijden" aangebroken, de Zaman Edan ... Waanzin Tijden! De wind die deze zou meevoeren komt uit het Zuid-Oosten (tenggara)...
Toen de Javaanse Vorstin in den beginne werd "beschreven" door mediterende lieden, werd Zij als "wittig - roomblank - niet-Indonesisch" aangeduid (Lårå Woodoo). Symbolieken als "verdord door de Zandwoestijn" (wedi), "Spirit-Queen", Geestvrouwe (Putri Jin), en zelfs schilferig als een slang (Nyai Blorong) werden openlijk in sagen verwerkt, doch van een zeer geheim en mysterieus karakter. De Ratu Kidul zou een chtonisch (mensgelijkend) wezen zijn, in geheel Zuid-Oost Azië geen onbekend onderwerp. In India worden slangen geassocieerd met lepra en andere huidziekten (zie Roy Jordaan artikelen) , en daarmee met kinderloosheid van vrouwen. Een der meest oorspronkelijke mythen van de Ratu Kidul is de Nyai Lårå Kidoel, een ongehuwde Prinses die leed aan lepra. Zij werd zowel geëerd als gevreesd, en zou oorspronkelijk PANTANG = VERBODEN zijn geweest. Tot op de dag van vandaag wordt de Javaanse Spirit-Vorstin nóóit exact beschreven en omringd door dubbelzinnigheid, onduidelijkheden en vage beschouwingen.
Nyai Lårå Kidoel is Vorstin Der Spirits, geesten die leven langs de Zuidkust van Java, maar óók, tenminste tijdelijk (!!!), over "álle geesten, demonen en spirits uit de onderwereld" (studie van Ayiek Syarifuddin 1989). Dat zou betekenen dat deze tevens de "Geesten van de Voorvaderen, over het algemeen "waargenomen" en "gekenmerkt" als "goed", én die Java bewoonden vóór de komst van de Mens!" is. De laatstgenoemde zouden bewerkt zijn om zich te verwijderen vanuit hun oorspronkelijke woonplaatsen, gezonden naar de Zuidkust om deze te bewonen (C. Geertz 1960). Maar ook deels vanwege de dubbelzinnigheid van hun krachten, die verstoord zijn geworden en daardoor zeer gevreesd. Populaire filmen hebben geprobeerd deze krachten uit te beelden als brute, vervloekte wezens die de aura van vrees enorm doen versterken die hen omgeeft (Intisari 1991). Nyai Lårå Kidoel is de "Penunggu" (Beschermvrouwe) van de Indische Oceaan en daardoor een "lelembut" (lastige plaaggeest soort). Door de groeiende invloed van de Islam heet Zij daarom een "jin" (van het Arabische jinn/geni). Moslimse puristen (taalzuiveraars) die dit soort "bijgeloof" afkeuren, hebben de neiging ál deze geesten te vereenzelvigen met de duivel, incluis de Javaanse goddelijke Vorstin. Daarmee is de symboliek rond de Nyai of Ratu bemerkenswaardig, daar deze dus van meet af aan is geïslamiseerd, en sommige autoriteiten (zoals de legendarische Sunan Kali Jaga van de Wali Sånga) Haar zelfs beschouwen als een "speciale gezant van God" en dus niet als "kwaadaardig" beschouwd zou kunnen worden (Hermanadi in Intisari 1992). Voorspeld dat Zij een Moslim zou huwen (Purbatjaraka 1962) vervloekte Zij aanvankelijk de Koran, doch adviseert de beroemde held Dipanegara de naam Ngabdulhamid (Dienaar van God) aan te nemen ... Dipanegara geeft er gevolg aan! ...
Hoewel de Geesteskoningin van een "wittige" verschijning wordt beschouwd, is Zij immer omgeven door een groenig aureool. Het betreft niet het groen dat wij kennen zoals grasgroen, natuur-groen ed., maar van een Cosmisch groen, wel te vergelijken met ether. Doch ook andere kleuren werden, en worden, "waargenomen", zoals goudgeel (zoals Haar onderzees Waterpaleis), rood (Pangandaran, West-Java), diepblauw/indigo (Nawang Wulan, de Maanvrouwe) en zelfs paars/lila, zoals in het Oosten van Java (Banyuwangi, Ngliyep). Zij die Haar niet "zien" alsof zwevende over de golven (en sinds de komst van de koets door de Nederlanders in een karos, zege- of ander staatsiewagen) nemen vaak een enorme slang of draak waar, die een gouden kroon draagt. Ook wordt verteld, dat de Godin ooit een "mens is geweest" (al dan niet door de Godin zélf meegedeeld), en dat een "reden" zou zijn dat Zij NIET aanvaard wordt in de Godenwereld (meestal de "verzinsels der mensen").
De 2 domeinen van "land - zee" worden wel beschouwd alsof deze verdeeld zouden zijn tussen 2 Moslim Heiligen, de Nabi Khidir en de Nabi Ilyâs. Nabi Khidir, oorspronkelijk uit het Midden-Oosten, is de Groenige (de lievelingskleur van Nyai Rårå Kidoel), ... een toestand die hij verkreeg ná een bad genomen te hebben in de "bron van eeuwig leven". Hij werd vergezeld van Alexander De Grote (Ishkandèr), en Elijah (bekend als Ilyas). De laatste werd de Bewaargeest over de oceaan, en Nabi Khidir over het land. Dat deze mettertijd vaak verwisseld werden, doet vermoeden, dat het wel eens om een en dezelfde entiteit zou gaan (Hooykaas 1937). In Puger, Oost-Java, staan 3 rotsen gelokaliseerd voor de baai van Puger, waar de Zuidzee Godin over heerst, en Haar Pelawangan (Haar Geest) de 3 rotsen voorstellen. Elk jaar worden zeer gecompliceerde en merkwaardige rituelen uitgevoerd om allerlei gunsten ... tóch blijft de Javaan de roerige golven adresseren aan een "vrouwelijke goddelijke geest", wat de Griekse Poseidon zeker zou zijn welgevallen.